Bel mij Wel!
03-10-2018 Column
Auteur: Kees de Vreugd
Het is me een raadsel waarom het “Bel-me-niet” register op zo’n warme belangstelling kan rekenen. Die telefoontjes vormen toch een fantastische onderbreking van je overigens zo grauwe forenzenbestaan? Wie wil er nu niet gebeld worden door die vriendelijke jongens en meisjes? Vooral als je in de file staat.
Toegegeven: er was een tijd dat een iets jongere en bleuere Cornelis de Vreugd met een diepe zucht en een gevoel van naderend onheil die telefoontjes van een onbekende afzender aannam. Die Cornelis probeerde vriendelijk en beleefd te blijven. Die jongere versie van mezelf wilde vooral aardig gevonden worden en was daarom de natte droom van elke verkoper.
“Nee, ik wil echt geen abonnement op uw ongetwijfeld fantastische weekblad.”
“Dat zou ik dolgraag willen, meneer, maar daar heb ik echt het geld niet voor.”
“Ik draag [hier een willekeurig goed doel] een warm hart toe, maar ik doneer al de helft van mijn salaris aan andere goede doelen.”
Een week later plofte de Libelle op de deurmat, stond er een glimmende Ferrari voor de deur, of werd er weer een tientje extra van mijn rekening afgeboekt, om de Texaanse woestijndwergbuidelnaaktslak voor uitsterven te behoeden. Geld of geen geld. Cornelis had ten einde raad overal ja op gezegd, om van het gezeur af te zijn.
Het heeft me flink wat tijd gekost om van die abonnementen en afboekingen (op een paar na) af te komen en gaandeweg leerde ik om met die mensen de discussie niet meer aan te gaan. De combinatie “Afzender onbekend” met “Heeft u een paar minuten?” was doorgaans genoeg om het telefoontje bruusk af te kappen. Geen interesse. Klik. Klaar.
Dat heb ik aardig vol weten te houden, maar soms, heel soms ga ik tegenwoordig het gesprek weer aan. Niet om me ergens toe over te laten halen, of iets aan te laten smeren, maar gewoon, om de grenzen van hun draaiboek op te zoeken. Die mensen worden erop getraind om je aan de praat te houden en ze worden daarbij geholpen door dat draaiboek. Als je prooi zus zegt, zeg jij zo. Probeer van een “nee”, via “misschien” een “ja” te maken. Dat werk. De sport is om ze binnen de kortste keren uit hun comfort zone te trekken.
Na wat geëxperimenteer bleek dat onthutsend eenvoudig. Een paar simpele trucs:
- Meet jezelf een typetje aan
- Beantwoordt een vraag met een wedervraag
- Laat ze zo min mogelijk uitpraten
- Neem de regie over
Hoe dat eruit ziet? Zo, ongeveer:
De botterik
“Met Kees.”
“Spreek ik met de heer C …”
“Dat zeg ik toch? Met Kees. Wie bent U?”
“U spreekt met Ibrahim Afellay. Ik bel u namens Uni…”
“Unilever? Wat willen die van me?”
“Nee, Unicef. Kent u deze org…”
“Da’s iets met kinderen, toch?”
“Dat klopt! Welnu, ik wil u vragen…”
“Jammer. Ik haat kinderen. Kun je niet namens een andere organisatie bellen?”
“Eh …”
“Bent U er nog? Maakt niet uit. Ik ga nu ophangen en ik verwacht dat je me binnen vijf minuten terug belt namens het KWF. Of iets met honden. Deal?”
“Eh …”
“Nou, doei!”
De oude bekende
“Een bijzonder goede middag! Met Kees de Vreugd!”
“Goede middag, meneer! U spreekt met Daley Blind, van Essent. Heeft u een paar minuten?”
“Daley! Ouwe pik! Hoe is het nu met je? Voor jou heb ik wel meer dan een paar minuten, hoor. Man, dat is lang geleden!”
[korte stilte] “Ik denk dat U zich vergi…”
“Alles goed met de kinderen? Of lijken ze op hun moeder? Haha. Je zult wel blij zijn om van dat wijf af te zijn, niet? Waar had je die lastpak, die rechercheur met die grote neus weetjewel, nou begraven? Naast haar?”
“Meneer, ik weet niet waar U het over …”
“Die goeie ouwe tijd ... je werkt nu bij Essent? Hoor ik dat goed? Je bent wel braaf geworden, zeg!”
“Meneer de Vreugd, ik denk echt dat U…”
“Als je wat anders zoekt, moet je me nog maar eens bellen. Ik kan altijd een koerier gebruiken. Ze worden nogal eens uit de rij geplukt, op Schiphol. Of in Singapore opgeknoopt. Arme drommels.”
“Eh…”
“Wacht ff, d’r staat wat aan te branden op het fornuis.”
[Ik legde mijn telefoon op tafel, zonder op te hangen, tot de beller het zat werd en zelf ophing. Dat duurde nog verrassend lang.]
De leugenaar
“Met Kees.”
“Goede middag! U spreekt met Lionel Messi. Ik bel U namens Unicef.” [die bellen me inderdaad plat]
“Unicef? Alweer?”
“Wat bedoelt u: alweer?”
“Jullie hebben me vijf minuten geleden al gebeld! Ik ben nu donateur!”
“Echt waar? Ik kan niks vind…”
“Noem je me nou een leugenaar?”
“Nee! Ik zie u alleen niet geregistreerd…”
“Nee, duh. Waarschijnlijk heeft je collega mijn gegevens nog niet verwerkt? Het is vijf minuten geleden, he?”
“Ah, ik zie het al. U bent inderdaad al donateur. Sinds 2015 … Sorry dat ik u heb lastig gevallen. Een fijne dag verder, meneer de Vreugd.”
Hij hing op. Ik staarde verbijsterd naar mijn telefoon. Kreeg ik hier een koekje van eigen deeg? In dat geval zou deze Lionel op mijn eeuwige bewondering kunnen rekenen. Niet helemaal gerust logde ik in op de website van mijn bank en ik filterde m’n lopende rekening op “Unicef”. Verdomd als het niet waar was: sinds 2015 wordt er elke maand 10 euro van mijn rekening afgeboekt, ten gunste van Unicef. Goh.
Nawoord:
Bovenstaande gesprekken zijn echt gevoerd, hoewel de dialoog hier en daar wat mooier is gelogen. Behalve die laatste, die is zo goed als letterlijk zo gegaan. Het helpt als je zelf een klein draaiboekje hebt en nu ik er aan denk is dat precies wat ik in elkaar ga draaien. En zo, dames en heren, worden nieuwe hobby’s geboren.
Misschien staan we aan de vooravond van een nieuwe beweging. Vereniging BmW! (Bel-mij-Wel!)
Ik werp mezelf op als voorzitter en penningmeester. Een draaiboek met scenario’s zal binnenkort online te verkrijgen zijn. Tegen een zacht prijsje. Suggesties zijn welkom. De leukste opgenomen gesprekken of transcripties krijgen een eervolle vermelding op deze website.
Aanmelden voor de nieuwsbrief kan via het contact-knopje op de homepage.Veel callcenter plezier, allemaal!