Stofzuigen
11-07-2017 Column
Mijn lieftallige en ik hebben de huishoudelijke taken onderling verdeeld. Ik ben een moderne man. De keuken, koken en de afwas behoren tot mijn takenpakket en Olga doet de rest. Een of twee keer per maand vormen we een team en wordt het huis van boven naar beneden grondig gestoft, gesopt en gezogen. Een klus waar we geen van beiden warm voor lopen. De smeekbedes van mijn eega om eindelijk eens een huishoudster in dienst te nemen worden door mij hardvochtig van de hand gewezen. Het idee om iemand te betalen voor iets wat ik zelf kan doen stuit mij, rechtgeaarde zunige Hollander, tegen de borst.
Een aantal weekenden geleden was het mijn beurt om te stofzuigen. Normaal gesproken is dat iets wat Olga doet (terwijl ik lichtvoetig met een plumeau door het huis dartel en uitsluitend vage afstofbewegingen maak), maar deze keer had ze mij met een nogal doorzichtige smoes over vage rugklachten dat ding in m’n handen gedouwd. We hebben allebei een enorme hekel aan stofzuigen, om geen andere reden dan dat geen enkel apparaat slechter is uitgerust voor wat het zou moeten doen.
Je kent het wel: je bent bijna klaar met een kamer en je hebt de lengte van het snoer maximaal benut, maar je moet nog dat ene hoekje helemaal achterin hebben. Je kan er net niet bij, maar bent te besodemietert om de stekker over te zetten naar een ander stopcontact. Je rekt de slang tot het uiterste op. Ja! We zijn er... bijna... en dan stopt ie ermee omdat je de stekker uit het stopcontact hebt getrokken, of de slang besluit los te schieten. Shit.
En waarom blijft dat kolereding ALTIJD OVERAL achter haken? De helft van de tijd duwt ie een stoel, een tafel, een bankstel of een hoogst verbaasd en lodderig, want tot dan toe slapend, huisdier als een boeggolf voor zich uit. Of hij rolt op z’n rug als je er een ruk aan geeft om het snoer wat verder uit te rollen. Volgens mij heeft dat met de asymmetrische plaatsing van het veerbekrachtigde haspel (die het ook nooit doet zonder dat je de kabel een handje helpt) te maken. Waarom plaatsen ze die niet in het midden aan de achterkant? Je moet ervoor zorgen dat de vectoren van het krachtenspel in één lijn liggen, om dergelijke draaimomenten te voorkomen. Dat snapt een kind. Knurften.
Toen ik al met twee kamers klaar dacht te zijn, viel het me op dat een stukje pluis, dat toch vrij los bovenop de vloerbedekking leek te liggen, zich met geen mogelijkheid liet opzuigen. Ik had de zuigmond er al een keer of vier overheen gehaald, voordat ik het lumineuze idee kreeg om met m’n hand op de opening de zuigkracht van het kreng te testen. Niks, nop, nada. Andermaal shit.
Ik trok de klep open en zag een stofzuigerzak die tot het uiterste opgerekt in zijn uitsparing lag.
“Er liggen nieuwe zakken in de gangkast,” hintte m’n lief poeslief.
“Een nieuwe zak? Die microvezeldingen zijn veuls te duur. Ik schud ‘m wel leeg in de kliko.”
Ja, die de Vreugdjes zijn behoorlijk op de penning. Een van hen, dan toch.
Niet veel later stond ik in het epicentrum van een stofwolk die tot aan de stratosfeer reikte. Als niet het meeste van het stof in mijn ogen, oren, neus, haar, kleren en poriën terecht was gekomen, had die wolk voldoende zonlicht weerkaatst om in een klap de effecten van Global Warming teniet te doen, of zelfs een nieuwe ijstijd in te luiden. Onvoorstelbaar hoeveel stof er in zo’n microvezelzak past.
Bedekt door een witgrijze laag stof en huismijt-lijken, liep ik niesend met een lege stofzuigerzak weer naar binnen, om het karwei af te maken. Het kreng verdomde het nog steeds te zuigen.
Driewerf shit.
Ik koppelde de slang los, trok het mondstuk eraf, strekte de slang en keek naar binnen. Ik zag geen licht aan het eind van de tunnel. Aha! Verstopte slang! Eureka!
Voor de tweede keer die dag ging ik de fout in. Ik inhaleerde diep, zette het stukje pijp aan het eind van de slang aan mijn bakkes en blies. Hard, tegenstrooms. Met succes. Een dot hondenvacht en stof schoot als een kogel het andere eind van de slang uit, botste op een hard oppervlak en explodeerde spectaculair in een ziljoenmiljoen partikels. Voor de tweede keer die dag stond ik in een verbijsterend dichte stofwolk, dit keer in een met heel veel moeite al min of meer gestofzuigerde kamer. Ik begon zachtjes te schreien.
Nadat de mist was opgetrokken, heeft het me drie kwartier gekost om vloekend, tierend, over de slang en het snoer struikelend, huisraad verplaatsend, kortom: met groeiende agitatie en weerzin drie verdiepingen stofvrij te maken. Bezweet en met een rood aangelopen kop, stond ik op het punt om de volle zak met stofzuiger en al in de vuilcontainer te flikkeren. Vloerbedekking eruit en laminaat ervoor in de plaats staat nu heel hoog op mijn lange, lange prioriteitenlijst van huishoudelijke klusjes. Desnoods komt er zeil in. Als het maar met een bezem en/of Swiffer schoon te maken is. En moge de uitvinder van de stofzuiger branden in de hel.