Uit 't Zuiden

Vakantiestress

Surfster in de branding

05-09-2017 Weblog HoeMannenDenken

Omdat ik al mijn hele werkzame leven op en rond het water heb doorgebracht, is het laatste wat ik in mijn vrije tijd wil zien een zee of een oceaan. Strandvakanties zijn daarom niet mijn cup of tea, zogezegd. Mijn lieftallige echtgenote heeft daar geen last van en stelde tot mijn afgrijzen voor om nu toch maar eens een ‘echte vakantie” te boeken. Het werd een keer tijd. In het naseizoen, als al die krijsende koters weer veilig achter slot en grendel in een klaslokaal zijn opgesloten.

‘Maakt niet uit waar naar toe, als er maar zon, zee, strand, palmbomen en goede wijn te vinden zijn,’ verordonneerde ze.

Ik sputterde tegen, deed een tegenvoorstel (ergens hoog in de bergen, waar ze heus ook wijn hebben), dreigde met een echtscheiding, stelde ultimatums en weigerde pertinent met dit krankzinnige voorstel akkoord te gaan.

Een week later zaten we in het vliegtuig naar Malaga.

De taxirit van het vliegveld naar het appartement was op zichzelf een column waard. Het had er alle schijn van dat de chauffeur leed aan een extreme vorm van ADD, ODD, ADHD, of eender welk acroniem tegenwoordig in de mode is. Dit vertaalde zich in een agressieve rijstijl. Zijn favoriete muziek, Gypsy Kings-achtig geblèr met Arabische invloeden, knetterde onderwijl met een ontzagwekkend volume uit de boxen. Gelukkig werd dat gejengel grotendeels overstemd door een enthousiast gebruik van de claxon en zijn getier op de overige verkeersdeelnemers.

Mijn kennis van de Spaanse taal is beperkt, maar met de woorden hijo en puta leek hij het gekozen carrièrepad van hun moeders hardop in twijfel te trekken. Het beetje tijd dat hem tussen zijn tirades en impulsieve manoeuvres resteerde, werd besteed aan het checken van zijn Facebook-account en Twitter-timeline op zijn mobiele telefoon.

Een half uur lang hebben wij de dood in de ogen gekeken. Ongeschonden maar niet onaangedaan, stonden we daarna ietwat trillerig op de benen voor het appartementencomplex dat we geboekt hadden. Het appartement zag er schoon en verzorgd uit. Geen wifi. Pluspunten.

Nadat we onszelf geïnstalleerd hadden, besloten we de omgeving te gaan verkennen. Na tien minuten wandelen had ik het wel gezien. We waren omsingeld door souvenirwinkels en goedkope vreetschuren. De voor dit soort oorden gebruikelijke mix van Tex-Mex, Argentijnse steak-restaurants en pizzeria’s.

‘Jezus Christus,’ jammerde ik bij de aanblik van deze toeristenhel. ‘Kan iemand me een genadeschot geven, alsjeblieft? Bij voorkeur door mijn nekwervels.’

Jullie vrouwen zijn empathie-arme wezens en het specimen waar ik mee getrouwd ben vormt daarop geen uitzondering. Ze vertelde me kort en bondig dat ik moest stoppen met de snob uit te hangen en niet moest zeiken.

Ze trok me aan mijn arm een winkeltje in, om me ‘in de vakantiestemming’ te brengen, zoals ze het bracht. Niet veel later stond ik weer buiten met een strooien hoed op m’n kop, een zonnebril met spiegelende glazen voor mijn ogen, een snorkel-uitrusting onder mijn arm en met twee ijzingwekkend witte benen die uit een nieuwe korte broek staken. Ik bekeek mismoedig mijn weerspiegeling in een winkelruit. Voor de tweede keer in een korte tijd gebruikte ik Gods naam ijdel. Niettemin besloot ik ter plekke er dan maar het beste van te maken.

‘Zullen we eens op het strand gaan kijken?’ stelde ik voor.

‘Hoera! Het is wakker! Ja, laten we gaan!’

Het strand, op loopafstand van het appartement, bleek een kiezelstrand te zijn. Voor mij geen teleurstelling. Als ik ergens een hekel aan heb, is het wel om drie dagen na een bezoek aan het strand nog steeds handenvol zand uit mijn bilnaad en diverse lichaamsopeningen te scheppen. Hier en daar lagen groepjes Engelsen waar de rook al van af sloeg. Wat is dat toch met die halve zolen? Ze komen melkwit het vliegtuig uitgerend en een uur later liggen ze te knisperen onder een loeiende zon, tot op het bot verbrand. Mijn gemoed steeg een paar procentpunten toen ik zag dat “topless” een voorzichtige rentree aan het maken was, na jaren afwezigheid. Ik telde zo’n dertig pluspunten op bij m’n mentale lijstje.

Voorzichtig stak ik een teen in de Middellandse Zee. ‘Fris, maar niet te koud,’ oordeelde ik in stilte. Toen ik tot mijn heupen in het water stond, diende het noodlot zich aan. Een oceaangolf, die het gaatje bij Gibraltar had kunnen vinden, kwam perfect getimed op me af rollen. Tijdelijk afgeleid door een aantal uitzonderlijk welgevormde pluspunten, zag ik de muur van water en losgewoelde kiezels voor me niet aankomen. Het voelde een beetje alsof ik door een aanstormende trein werd geramd. Voordat ik het wist rolde ik met mijn mond en longen vol zeewater over de rotsachtige zeebodem.

Gebutst en gedeukt stak ik even later mijn kop boven water, braakte een golf zeewater en kiezels uit en probeerde een krachtterm de wereld in te slingeren. Iemand daarboven moet hebben besloten dat het wel welletjes was. Mijn derde godslastering die dag werd halverwege gesmoord in een tweede golf. Van mijn geplande, volmondige GVD kwam niet veel meer terecht dan de G en een stukje V. De rest verdween met mij in het zoute water.

Een derde golf kwakte me, verpakt in een kluwen van mijn eigen ledematen, als een voddenbaal op het strand. Ik lag daar naar adem te happen onder het oog van grinnikende, inmiddels verkoolde Engelsen en mijn eigen vrouw, die zichzelf zowat onderpiste van het lachen. Ze hadden duidelijk geen notie van de ernst van de situatie. Had ik al gezegd dat jullie vrouwen empathie-arme wezens waren? Ja? Mooi.

En verder? Ik durf het bijna niet te zeggen, maar we hebben al met al van een zo goed als perfecte vakantie genoten. We hebben kilo’s salade en chorizo gegeten en liters prima wijn gedronken uit de supermarkt om de hoek. Ik leerde op te passen voor plotsklaps opdoemende hoge golven en heb een groot gedeelte van de tijd gelukzalig snorkelend in de Middellandse Zee gedreven.

Uitgerust en opgeladen, met een stralend mooie, gebronsde vrouw naast me in het vliegtuig, voelde ik zelfs wat lichte spijt. Ik bedacht me dat ik best nog een week langer in dat zonovergoten paradijs had willen blijven. Ik voelde wat en keek opzij. Mijn vrouw keek me glimlachend aan. Ik lachte terug, na acht jaar samen al lang niet meer verbaasd dat ze mijn gedachten had gelezen.