Quincy Gario
21-10-2014 Column
Auteur: Kees de Vreugd
Quincy, Quincy, Quincy...
Nog niet zo lang geleden stond je in een obscuur zaaltje voor anderhalve man en een paardenkop gesubsidieerd een onsamenhangend verhaal in tenenkrommend slecht Engels over “the village that carries your name” te bazelen. Een ongekende egotrip met jezelf in de hoofdrol en met papieren vliegtuigjes en een kookwekker in een bijrol, voor een publiek van twintig man dat met een intellectueel zat te knikken, maar die zich er overduidelijk ook geen raad mee wisten.
Je schnabbelde wat als performance artist, ter meerdere eer en glorie van jezelf en je kunstenaarsvrienden. Ongetwijfeld heb je tijdens je korte carriere een gebakken ei nagedaan. Je rommelde wat op de radio, werd lid van een Pan-Afrikaans kunstenaarscollectief, een Antilliaans schrijverscollectief en je was redacteur van kunstbladen die waarschijnlijk alleen door jezelf en je moeder werden gelezen.
Je verdiende er geen drol mee, maar dat gaf niet: daar zijn subsidies voor, nietwaar? Een intelligente jongen als jij hoefde je niet druk maken over aardse zaken zoals werken voor je brood, maar diende alle ruimte te krijgen om je geestelijk en emotioneel als performance artist te ontwikkelen. Wij hielpen je er graag mee, want wij zijn de beroerdsten niet. Ongeacht hoe jij erover mag denken.
In November 2011 begon je zelfs jezelf te vervelen en besloot je een groter publiek te zoeken. En die vond je. Je trok een T-shirt aan met de tekst “Zwarte Piet is racistisch” en schreeuwde met een soortgelijke tekst je longen uit je lijf tijdens de Sinterklaasintocht in Dordrecht, waarmee je vrolijke kleine kindertjes, blank, zwart geel en bruin door elkaar in bange kleine kindertjes veranderde. Je noemde het een kunstproject. Natuurlijk.
Dat was niet tof, Gario. Dat vond de politie ook en die werkte je met vier man tegen de grond, waarmee je in een klap wereldberoemd in Nederland werd als de “hysterische op-de-grond-lig Piet”. We zijn nu drie jaar verder en je presteert het, a la Wilders, om op gezette tijden met confronterende uitspraken in het nieuws te komen.
Witte Nederlanders zijn racisten, zeg je. Neem nou die Zwarte Piet: een karikatuur. Sintslaafjes. Heb je de Sint zelf weleens goed bekeken, Gario? Jij ziet het prototype “blanke slavenhouder”. De rest van Nederland ziet een wat seniele, goeiige bejaarde man met een rare puntmuts op z’n harses, die als de Hoofdpiet ‘m niet een klein beetje in de gaten zou houden op zijn eigen stoomboot zou verdwalen. Over karikaturen gesproken. Is het je niet opgevallen dat de Zwarte Piet van dertig jaar geleden (toegegeven: een niet zo snugger negertje met een onbedwingbare behoefte tot het maken van radslagen) is uitgegroeid tot een intelligente medewerker, scherper van geest dan de Sint zelf? Nee, hè?
Toch zijn wij, bleekgezichten, racisten. Slavenhalers. Vijfhonderd jaar na aanvang en tweehonderdvijftig jaar na het einde van de slavenhandel, zit het je blijkbaar nog hoog genoeg om achter herstelbetalingen aan te gaan. Wat er hersteld moet worden is ons een raadsel, want we praten hier over tien tot twintig generaties geleden. Lijkt mij voldoende tijd om jezelf te herpakken en wat van de kansen aan te grijpen die je hier in dit mooie land worden geboden. De meeste van je rasgenoten doen dat ook, maar kunstenaars hebben blijkbaar een ander perspectief. Of een andere agenda.
Gario, ga alsjeblieft in een gymzaal voor het oog van je verbijsterde publiek anderhalf uur lang witte pagina’s door een papierversnipperaar halen en noem het kunst. Ga ondersteboven aan een rekstok hangen en citeer de Ulysses van kaft tot kaft in het Russisch. Duik onder in je vertrouwde circuit, uit het zicht, en vermoei het volk dat je idiote uitspattingen betaalt niet met je gejank. Racisme is zoooo 1980.